Op 30 september 2020 – 494 dagen na de verkiezingen – hebben de 7 ‘Vivaldi-partijen’ de onderhandelingen over het nieuwe regeerakkoord afgerond. Het resultaat bevat een aantal maatregelen om de klimaattransitie te versnellen, zoals een groene belastingverschuiving, aanzienlijke investeringen om te zorgen voor een goed presterend spoorwegsysteem, en een toezegging om niet-nul-emissie auto’s (te beginnen met bedrijfsauto’s) uit te faseren. De nieuwe federale regering steunt ook expliciet de ambitieuze EU-klimaatdoelstellingen van de European Green Deal en verbindt zich ertoe de uitstoot van broeikasgassen met 55% te verminderen – in het kader van haar eigen bevoegdheden. Maar hoe verhoudt deze 55% reductie ambitie zich tot de huidige Belgische reductiedoelstellingen? En wat zou dit vergen aan extra inspanningen?
De Belgische klimaat doelstellingen zijn gekoppeld aan de EU klimaat beleidsarchitectuur
Om te begrijpen en beide reductiedoelstellingen met elkaar te vergelijken, moet de architectuur van het Europese klimaatbeleid onder de loep worden genomen. Op EU-niveau worden algemene reductiedoelstellingen altijd uitgedrukt in vergelijking met de emissieniveaus van 1990 . Momenteel heeft de EU zich ertoe verbonden om de totale emissies tegen 2030 met minstens -40% te verminderen in vergelijking met 1990. De vereiste inspanning wordt vervolgens verdeeld over drie verschillende pijlers: de EU-ETS (die betrekking heeft op elektriciteit, industrie en luchtvaart), de niet-ETS (die betrekking heeft op vervoer, gebouwen, landbouw en afval) en de LULUCF-pijler (die betrekking heeft op landgebruik en bosbouw). Voor de EU-ETS- en de niet-ETS-pijler worden afzonderlijke reductiedoelstellingen vastgesteld ten opzichte van een basisscenario 2005 . De doelstelling van het EU-ETS wordt vertaald in een dalend plafond voor de hele EU (-43% tegen 2030 in vergelijking met 2005, geen nationale doelstellingen), en de doelstelling voor de niet-ETS-pijler (-30% tegen 2030 in vergelijking met 2005) wordt verder onderverdeeld in gedifferentieerde, nationale bindende doelstellingen (voor België: -35% tegen 2030 in vergelijking met 2005). De onderstaande figuur illustreert de huidige EU en Belgische klimaatdoelstellingen:
De Europese Commissie heeft onlangs voorgesteld om de algemene klimaatdoelstelling van de EU te verhogen van “ten minste -40%” naar “ten minste -55%” reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Ze heeft ook verschillende opties geïdentificeerd om dit doel te bereiken, van een voortzetting van de huidige architectuur (ETS + niet-ETS + LULUCF) tot een diepgaandere hervorming waarbij de niet-ETS-pijler (inclusief nationale doelstellingen) zou kunnen verdwijnen. Verwacht wordt dat een beslissing over deze verschillende opties zal worden genomen in de loop van 2021. Een rapport van Agora Energiewende1 heeft aangetoond dat een voortzetting van de huidige architectuur zou kunnen resulteren in een Belgische niet-ETS reductiedoelstelling van ongeveer -52%.
Hoe verhoudt de federale -55% reductie engagement zich tot de huidige Belgische reductie doelstellingen?
Het nieuwe federale Regeerakkoord is niet 100% duidelijk over de reikwijdte van de -55% reductie doelstelling. Maar aangezien het genoemd wordt in de context van de vergelijkbare EU -55% doelstelling, gaan we ervan uit dat gebaseerd is op hetzelfde doeljaar (2030), basisjaar (1990) en reikwijdte (economie-breed). De exacte implicaties zouden afhangen van hoe de inspanningen worden verdeeld tussen de ETS- en de niet-ETS-pijlers . Als we aannemen dat de reducties voor de niet-ETS-sectoren moeten worden verhoogd tot -52% (in overeenstemming met het Agora Energiewende rapport), zou dit tot het volgende leiden:
What additional efforts would it require?
Het is duidelijk dat het bereiken van een Belgische -55% reductiedoelstelling een aanzienlijke toename van inspanningen vereist in vergelijking met historische trends en de huidige doelstellingen, zowel in de ETS-pijler als in de niet-ETS-pijler.
Uitgaande van de hierboven beschreven verdeling van de inspanningen over beide pijlers, zouden de jaarlijkse reducties in de niet-ETS-sectoren zou moeten toenemen van 2 Mt CO2eq./jaar (bij de huidige doelstelling) tot 3,5 Mt CO2eq./jaar (bij een doelstelling van -55%), bijna een verdubbeling van de inspanning. Vergeleken met de historische trend (gemiddeld 0,3 Mt CO2eq./jaar reducties sinds 2005), reducties vertienvoudigd moeten worden.
De ETS-sectoren zouden hun emissies tussen nu en 2030 met +- 1,5 Mt CO2eq./jaar moeten verminderen. Hoewel deze sectoren grote reducties hebben bereikt tussen 2005 en 2013 (deels door sluitingen, deels door inspanningen om te beperken), zijn de emissies sinds toen relatief stabiel gebleven. Rekening houdend met het feit dat een deel van de De uitfasering van kernenergie zal (minstens gedeeltelijk) worden opgevangen door nieuwe gasgestookte centrales , hetgebrek aan laaghangend fruit (steenkool- en bruinkoolcentrales) in vergelijking met andere EU-landen, en de verwachte investeringen in nieuwe, grote chemische fabrieken in de haven van Antwerpen, zullen de emissies naar verwachting opnieuw toenemen zonder extra inspanningen, wat de uitdaging benadrukt om een sterke reductie te bereiken in lijn met een reductiedoelstelling van 55%.
Conclusie
bereiken een reductie van -55% doelstelling in België zou vereisen een ontwrichtende trendbreuk in vergelijking met de stabilisatie van de emissies sinds 2013, zowel in het ETS als in de niet-ETS-pijler. Dit is alleen mogelijk door een diep transformatie in alle sectoren, waaraan alle actoren – zowel publiek als privaat – zullen moeten bijdragen . We zien bemoedigende ontwikkelingen zowel op technologisch niveau (bv. voortdurende daling van de prijzen van hernieuwbare energie, doorbraak van EV-technologie) als op maatschappelijk niveau (toegenomen bewustzijn op consumentengedrag gevolgen). Bovendien wordt verwacht dat het sterke engagement van de EU-Commissie en andere lidstaten (inclusief de toewijzing van aanzienlijke budgetten) de koolstofarme transitie in de EU zal versnellen. Deze ontwikkelingen zullen moeten worden aangevuld met een sterke actie van Belgische huishoudens, bedrijven en beleidsmakers. De maatregelen die zijn aangekondigd in het federale regeerakkoord zijn zeker een welkome stap in de goede richting. Maar aangezien veel van de hefbomen om de overgang te stimuleren regionale bevoegdheden zijn, zal een sterk engagement van en een effectieve coördinatie tussen alle Belgische regeringen – zowel federaal als regionaal – nodig zijn om een reductie van -55% mogelijk te maken.
Auteur: Pieter-Willem Lemmens