Op 19 november 2020 heeft het Franse gerechtshof een baanbrekende uitspraak gedaan in de strijd tegen klimaatverandering, waarbij de Franse regering wordt verplicht om haar beleid voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen te rechtvaardigen.
De Conseil d’État heeft het beroep ontvankelijk verklaard dat was ingesteld door een Franse kustgemeente die zichzelf kwetsbaar achtte voor de gevolgen van klimaatverandering tegen de weigering van de staat om aanvullende maatregelen te nemen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Hoewel de Raad van State van meet af aan verklaart dat hij niet bevoegd is om wetgevende maatregelen op te leggen, geeft het Hooggerechtshof de staat toch drie maanden de tijd om de verenigbaarheid van zijn acties met zijn klimaatdoelstellingen voor 2030 te rechtvaardigen.
Deze beslissing is historisch omdat de Conseil d’Etat, door het beroep niet te verwerpen en de Franse regering te vragen om haar klimaatbeleid te rechtvaardigen, zijn bevoegdheid erkent om niet alleen de genomen maatregelen te onderzoeken, maar vooral om de goedkeuring van nieuwe maatregelen op te leggen als hij deze ontoereikend acht, zonder de vorm en inhoud van deze maatregelen te bepalen.
Hiermee erkent het Hooggerechtshof niet alleen het bindende karakter van klimaatverplichtingen, maar benadrukt het ook dat deze verplichtingen echte resultaatsverplichtingen voor de staat inhouden.
In het kielzog van de Urgenda-zaak (Den Haag, 2018) gaat de Franse rechtbank het principe van de scheiding der machten niet langer uit de weg en geeft ze zichzelf eindelijk de middelen om haar stempel te drukken op de klimaatrechtspraak.
> Link naar het besluit van de Raad van State
Auteur : Frédérick Garot([email protected])